Notes |
- Doopgetuige 22-11-1821: Florentius Herms.
Op 14-6-1859 schreef Backer, commissaris des konings te Overijssel, aan de Inspecteur der Posterijen in Overijssel:
UWEGestr. hiernevens een request zendende van de postschippers op Schokland, heb ik de eer UWEGestr. beleefd te verzoeken, mij wel te willen inlichten omtrent de betrekking van die requestranten, namelijk of hunne verpligtingen en de daaraan verbonden belooning uit eene vaste aanstelling, dan wel uit eene overeenkomst voortvloeijen. Mogt het laatste het geval zijn, dan zou het mij aangenaam zijn een afschrift van die overeenkomst te ontvangen. Tevens vernam ik gaarne of beide tot de administratie der posterijen in betrekking staan, daat alleen Harm Dubbels Sul vroeger als zoodaning is aangeteekend. (HCO, toeg.nr. 25, inv. 14446, nr. 2015)
Op 20-6-1859 schreef Sandberg, Inspecteur der Posterijen te Zwolle, aan commissaris Backer:
Ter voldoening aan het verzoek vervat in UHEG missive van den 14 Junij l.l. ten geleide van een rekest van H.D. en B.D. Sul te Schokland, gerigt aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, heb ik de eer hierbij te berigten. Dat voor de postdienst tusschen Schokland en Kampen H.D. Sul belast is met het overbrengen der correspondentie tusschen gemeld eiland en de stad Kampen, en deswegens van het Rijk eene geldelijke belooning ontvangt, waaromtrent thans echter geen contract meer bestaat, zijnde met het oog op de aanstaande ontvolking van gemeld eiland deze dienst sedert 1e Januarij laatstleden bij afzonderlike resoslutie van den Minister van Financi?n voor eenen onbepaalden tijd aan H.D. Sul opgedragen, terwijl de andere rekwestrant B.D. Sul zijn broeder in deze dienst behulpzaam, doch overigens bij de Postadministratie geheel onbekend is. (HCO, toeg.nr. 25, inv. 14447, nr. 2140)
Op 21-6-1859 schreef Backer aan de minister van Binnenlandse zaken:
Ik heb de eer hiernevens aan UEHG het bij apostille van 9 dezer om berigt ontvangen request van H.D. Sul en B.D. Sul, schadeloosstelling verzoekende wegens de opheffing hunner betrekking van veerschippers tusschen Schokland en Kampen. Na UE te hebben herinnerd dat ik eerstgemelde requestrant gebragt heb op de lijst van hen, die door de ontruiming van het eiland Schokland schade lijden, alleen echter voor zooveel betreft zijn betrekking tot de postadministratie, kan ik voor het overige niet inzien dat het tegenwoordig request voor inwilliging vatbaar zou zijn. De requestranten oefenden als schippers een particulier beroep uit, en evenmin als de winkelier op Schokland bijzondere vergoeding ontvangt omdat hij met zijn winkel zijn kostwinning of een deel daarvan verliest, evenmin hebben de requestranten als schippers daarop aanspraak. Om die reden neem ik de vrijheid UE te adviseren het verzoek af te wijzen, voorzooveel het de schadeloosstelling betreft. Is er op de Zuiderzee een recherche vaartuig noodig, en dat deze requestranten daarvoor geschikt, dan zal ik gaarne zien, dat dit gedeelte van hun verzoek wordt ingewilligd. (HCO, toeg.nr. 25, inv. 14447, nr. 2140)
Op 31-10-1859 leende Harm Dubbelds Sul, visser en koopman te Brunnepe, 700 gulden tegen een jaarlijkse rente van 5 % van Gerrit Jans Vos, landman op het Haatland onder de gemeente Kampen. Als onderpand diende de opstal van een huis in het Elst te Brunnepe, Kampen, plus het recht van opstal van de ondergrond (die eigendom was van de gemeente Kampen). De grond was op 8-10-1859 aan Harm Dubbelds Sul in erfpacht gegeven voor 70 cent per jaar (akte voor notaris Jan Meijlink). Het betrof: sektie F, nr. 3327 gedeeltelijk. De breedte was ruim 8 en de lengte ruim 10 Nederlandse ellen (Not. Archief Kampen, inv. 424, nr. 4760).
|