Notes |
- Kyronius, later Holmberg en daarna Holmberg de Beckfelt.
Nils Kyronius ontving zijne opvoeding van zijn moeders broeder Anders Holmberg te Stockholm en nam uit erkentelijjkheid den naam Holmberg aan, waarbij hij later, eenigszins gewijzigd, den naam Beckerfeldt voegde, toen dit geslacht met den eenigen broeder zijner grootmoeder was uitgestorven.
Bij diploma d.d. 2 Juni 1789 werd hij door Koning Gustaaf III van Zweden verheven in den adelstand.
- Werd onder de naam Holmberg de Beckfelt op 2-6-1789 verheven in de Zweedse adel.
Zijn zoon werd in 31-12-1838 ingelijfd in de Nederlandse adel waardoor hij en diens nakomelingen het predicaat van jonkheer en jonkvrouw mochten gaan voeren. Het adellijke geslacht stierf in 1969 uit.
- Burgemeester Culemborg 1804-1809
Burgemeester Culemborg 1812-1812
- Met het schip 'de Keukenhof' in dienst der Oost Indische Compagnie (OIC) 28/07/1759 naar Batavia (Jakarta) vertrokken.
- Translateur (Thesaurier) der Engelse, Franse en Portugese talen te Suratte 1762 en
- Boekhouder aldaar 1763
- Dispensier te suratte 1765
- Onder koopman en secretaris van politie aldaar 1768
- Pakhuismeester te Suratte (Surat-India) 1769
Hem verleend de rang van koopman 1770
- Gerepatrieerd met schip 'Mars' als gewezen pakhuismeester 29/07/1774
- Raad in het hof van justitie en rekenkamer van het graafschap Culemborg 1780
- Burgemeester Culemborg 1804-1809.
** datum repatriëring klopt niet, de Mars kwam 21/07/1774 in Zeeland aan en ging 27/10/1774 weer richting Batavia.
- Schepen:
Keukenhof
Gebouwd in 1753 voor de Kamer van Amsterdam op de VOC-werf in Amsterdam, in gebruik bij de VOC vanaf 1753 tot 31/12/1770 (afgelegd, Indië).
Lengte 150 voet, laadvermogen 575 last (1150 ton), bemanning 315-359 koppen.
28/07/1759 van Fort Rammekens bij Ritthem (Middelburg), Zeeland naar Batavia aankomst 29/04/1760 Zeeland met schipper Anthonie Leertouwer.
via Kaap de Goede Hoop van 10/12/1759 tot 06/01/1760
Mars
Gebouwd in 1771 voor de Kamer van Zeeland op de VOC-werf in Middelburg, in gebruik bij de VOC vanaf 1771 tot 31/12/1787 (afgelegd, Indië).
Lengte 150 voet, laadvermogen 575 last (1150 ton), bemanning 300-343 koppen.
27/10/1774 van Batavia naar Rammekens aankomst 12/05/1775 Zeeland met schipper Jan Abel.
- Biografie:
Een belangrijk man te Culemborg rond de eeuwwisseling van 1800 was Nicolaas Holmberg de Beckfelt (1742-1818).
Hij was Zweed van geboorte en trad, na zich op jeugdige leeftijd in Duitsland en Holland in vreemde talen bekwaamd te hebben, 17 jaar oud, in 1759 in dienst van de Oost-Indische Compagnie. O.m. was hij translateur der Engelse, Franse en Portugese talen te Suratte in Hindoestan (India). Aldaar klom hij op tot pakhuismeester.
Na zijn terugkomst in de Nederlanden werd hij in 1780
door prins Willem V aangesteld tot grafelijk raad te Culemborg. Dit ambt heeft hij bekleed tot de Bataafse omwenteling en met ere. Later, onder de eenheidsstaat, waarin het graafschap in 1798 was geïncorporeerd,
diende hij de stad Culemborg, waar hij zeer bemind was, als burgemeester. Hij overleed er ambteloos in 1818.
Van zijn elf kinderen, die voor het merendeel te Culemborg geboren waren, gingen de meesten naar Indië. Zij verwierven er belangrijke functies of trouwden met hoge Indische ambtenaren.
Een andere dochter, Geertruida Jacoba Eduardina, trad in 1822 in het huwelijk met de Culemborgse stadsgeneesheer Dr Johannes van Rees. Uit dit echtpaar werd op 4 januari 1823 in het voorname huis met de vroege renaissance gevel aan de Markt, nr. 11, een zoon Otto geboren. Ais kind van 6 jaar verloor deze zijn vader en als 14-jarige knaap zeilde hij met de brik Margaretha Catharina om de Kaap naar Batavia. Daar werd hij aangesteld tot Klerk bij de Algemene Secretarie. Hij doorliep snel alle lagere rangen en klom op tot hoge posten. Hij maakte naam door enige belangrijke rapporten, o.m. gericht op hervormingsplannen voor Indië.
In Eigen Haard, Geïllustreerd Volkstijdschrift, van 1884, nr. 12, schrijft H.G.B. over Van Rees O.m. het volgende:
'In 1872 keerde hij met verlof terug naar Nederland, waar de naam van 'koning Otto' - zoo noemde men hem in Indië, omdat hij tot heerschen als geroepen scheen - reeds was vooruitgegaan. Na langen, moeitevollen arbeid in het schoone Insulinde, dacht hij hier rust te vinden, maar hij rekende buiten ... de politiek. In September 1872 koos Rotterdam hem, ter vervanging van den heer Fransen van de Putte, tot afgevaardigde voor de Tweede Kamer. Het parlement en de politiek waren den Indischen hoofdambtenaar tot dusver geheel vreemd, en toch, van het eerste oogenblik af dat hij op de groene banken plaats nam was hij primus inter pares.
Zijne adviezen muntten vooral uit door helderen betoogtrant en zaakkennis.
Dikwijls sprak hij niet, maar als hij sprak kon men zeker zijn, dat hij zijn onderwerp volkomen meester was, dat hij iets bijzonders te vertellen bad en dat hij zijn beschouwingen zou meedeelen in een vorm, die vriend
en tegenstander bewondering moest afdwingen. Uit den aard der zaak voerde hij bijna uitsluitend het woord over Indische aangelegenheden.
Wel liet hij zich een enkelen keer overhalen om te spreken over andere onderwerpen, die meer speciaal betrekking hadden op de belangen van het door hem vertegenwoordigde district, maar in zijn kracht was hij slechts, als hij de misbruiken der Indische bureaucratie aan het licht bracht en voor de belangen der inlandsche bevolking partij trok'.
Van eind 1873 tot begin 1878 vinden wij hem weer in Indië en wel als vice-president van de Raad van Nederlandsch-Indië.
Wederom teruggekeerd in 't vaderland was hij daar lid en voorzitter van de Tweede Kamer. In het Kabinet Kappeyne van de Copello, was hij Minister van Koloniën. In januari 1884 ontving hij zijn benoeming tot gouveneur-generaal.
Dit hoge ambt heeft hij tot 1888 bekleed. Het Van Heesgebergte op de Noordkust van het toenmalige Nieuw-Guinea houdt de herinnering levend aan deze belangrijke Culemborger.
Bron: https://www.blommers-kaetshaag.nl/
Culemborgers overzee (1971)
|